Landschappen
Begrippen:
(HAVO leert ook de
begrippen van VMBO-T,
VWO van zowel VMBO-T als HAVO)
VMBO-T:
Terp
Dijken
HAVO:
Verkaveling
Buitendijkse kant
Wadden
Gemalen
Mest
Kunstmest
VWO:
Turf
Droogmakerijen
Dal-landschap
Bodemerosie
Afbeelding: rivieren van Nederland
Video: Het lösslandschap/duin-landschap
Video: Het hoogveenlandschap/laagveen-landschap
Video: Het zandlandschap
Video: Het zeekleilandschap/
rivierkleilandschap
Inrichting van het Nederlands landschap
Tijdens de vorige les heb je geleerd hoe het Nederlands landschap is ontstaan. In de afgelopen 200.000 jaar zijn er in Nederland verschillende sedimenten afgezet. Zo ontstaan bepaalde grondsoorten: zoals zeeklei of veen. Deze grondsoorten zijn sterk bepalend voor het landschap. De grondsoort heeft invloed op hoe wij, de mens, het landschap kunnen inrichten.
VMBO-T
-
Nederland kan worden verdeeld in hoog en laag Nederland. Wat is het verschil tussen hoog en laag Nederland, als je kijkt naar het ontstaan en het landschap?
-
Hoog Nederland werd eerder bewoond dan laag Nederland. Wat is hiervan een oorzaak? Welke twee problemen kwamen de eerste bewoners van Hoog Nederland tegen?
-
Vroeger bouwden de mensen hun huizen op zelfgemaakte heuvels. Waarvoor was dit nodig?
-
Hoe werden de zandgronden van Nederland gebruikt?
-
Wat zijn polders en hoe werkt dit systeem?
(HAVO beantwoord ook de leervragen van VMBO-T, VWO van zowel VMBO-T als HAVO).
HAVO
-
Welke rol speelde de mens bij het ontstaan van landschappen in hoog en laag Nederland?
VWO
-
Wat is er met de veenmoerassen in Laag Nederland gebeurd?
-
Waarom zijn zandgronden van nature onvruchtbaar?
Nederland wordt ook wel gezien als het doucheputje van Europa. Als je onder de douche staat, wordt het water op de grond naar het putje 'getrokken'. Al het water van de rivieren stromen ook Nederland binnen.
Bij het thema 'water' heb je geleerd dat er verschillende soorten rivieren zijn:
-
regenrivier
-
gletsjerrivier
-
gemengde rivier
De rivieren laten zand, klei en grind achter, dat door erosie uit de bergen van andere landen is gekomen. Door deze sedimenten zijn neergelegd (sedimentatie), is de ondergrond van Nederland langzaam opgebouwd. In Oost-Nederland, dat hoger ligt dan West-Nederland, zie je vooral zand en grind aan de oppervlakte.
Opdracht A
Wat ga je doen?
-
Bekijk de afbeelding: rivieren van Nederland
-
Wat is het stroomgebied van de Rijn? (in welke landen stroomt de Rijn)
-
Hoeveel km2 is er aan stroomgebied van de Rijn aanwezig in Nederland?
-
Waar komt de Rijn Nederland binnen? In welke provincie?
-
Wat voor soort rivier is de Rijn, als je kijkt naar de verschillende soorten rivieren (regen, gletsjer of gemengde rivier)?
-
Wat is het stroomgebied van de Maas? (in welke landen stroomt de Maas)
-
Hoeveel km2 is er aan stroomgebied van de Maas aanwezig in Nederland?
-
Waar komt de Maas Nederland binnen? In welke provincie?
-
Wat voor soort rivier is de Maas, als je kijkt naar de verschillende soorten rivieren (regen, gletsjer of gemengde rivier)?
Opdracht B
Wat ga je doen?
-
Bekijk de Basis Bosatlas blz. 12
-
Bekijk de legenda. Wat is de grens tussen Hoog en Laag Nederland?
-
Welke provincies liggen in Hoog Nederland en welke provincies liggen in Laag Nederland?
-
Bekijk het kaartje in de atlas 'A. Nederland zonder dijken'. Wat valt je op als je kijkt naar Nederland zonder dijken? (vergelijk kaart A met de kaart van hoog en laag Nederland).
-
Bekijk de Basis Bosatlas blz. 21
-
Welk landschap zie je bij Hoog Nederland en welk landschap bij Laag Nederland?
-
Wat valt je op als je kijkt naar het landschap rondom de rivieren van Nederland?
Het westelijke deel van Nederland ligt laag en is vaak door de zee overspoeld. Door de zee ontstonden er stranden en duinen. Hierdoor stroomde het zeewater binnen. Er ontstond een soort Waddenzee, waar het zeewater bij vloed in stroomde en bij eb weer uit stroomde. Als het water stil stond, zakten kleideeltjes naar beneden. Hierdoor ontstonden dikke lagen klei. Als het gat in de duinen weer dicht ging, veranderde de Waddenzee in een groot moeras. In dit moeras hoopten de dode plantenresten zich onder water op. Omdat er geen zuurstof bij kon, verrotte dit materiaal niet en zo ontstond veen. Dat is een grond die bestaat uit niet-vergaanbare plantenresten.
Opdracht C
Wat ga je doen?
-
Je krijgt twee leesteksten van de docent. Lees deze goed door.
In de leertekst staan de antwoorden op een aantal leervragen.
Welke leervragen zijn dit?
Schrijf de leervragen op en haal de antwoorden uit de leesteksten.
Opdracht in map
In Nederland wordt er een indeling gemaakt in verschillende landschappen:
-
Veenlandschap
-
Hoogveenlandschap
-
Laagveenlandschap
-
-
Kleilandschap
-
Zeekleilandschap
-
Rivierkleilandschap
-
-
Zandlandschap
-
Duinlandschap
-
-
Lösslandschap
Je maakt deze opdracht in tweetallen.
Wat ga je doen?
-
Je gaat in tweetallen de verschillende landschappen uitleggen.
-
Je maakt één document, waarin alle landschappen staan. Beide leerlingen hebben zo alle informatie over alle landschappen. Dit document voeg je allebei in je eigen map toe.
-
Per landschap ga je de volgende informatie opzoeken: gebruik de link https://www.geologievannederland.nl/landschap/landschappen
-
de ligging: waar in Nederland ligt het landschap?
-
het ontstaan: hoe en wanneer het landschap ontstaan?
-
Wat zijn de kenmerken en uiterlijk van het landschap?
-
Welke processen en uiterlijk kent het landschap?
-
de inrichting of landgebruik: wat heeft de mens met het landschap gedaan?
-
Geef een voorbeeld van een landschap in Nederland
-
-
Je voegt minimaal 2 kaarten toe uit de Basis Bosatlas (maak een foto) en voeg deze bij het document) per landschap.
-
Je voegt minimaal 1 afbeelding van internet toe per landschap.
TIP: Je ziet hiernaast een aantal video's over verschillende landschappen. Bekijk deze video's voor meer informatie over het landschap.
Klaar?
Wat goed! Je hebt de opdrachten van les 2 af.
Zorg dat je de opdracht in je map bewaard. Je krijgt hiervoor een punt
Heb je antwoord kunnen geven op de leervragen?
Ja: Schrijf de leervragen op en geef in eigen woorden antwoord op de leervragen.
Nee: Schrijf de leervragen die je nog niet begrijpt op en geef deze aan de docent. Hier krijg je volgende les extra uitleg over!
Huiswerk
Heb je de opdrachten van les 2 nog niet af? Maak deze thuis af. Neem je snelhechter volgende les weer mee, zodat jij aan de docent kunt laten zien dat je de opdrachten hebt afgemaakt. Je krijgt hiervoor nog 0,5 punt.