Wereld
Voorkennis
Je hebt in de onderbouw al veel geleerd over aardrijkskunde. Misschien heb je niets alles onthouden en dat geeft ook niet. Tijdens het thema Wereld herhalen we wat je in de onderbouw hebt gehad en blikken we alvast vooruit naar volgend jaar. Zo wordt de stap, voor degene die aardrijkskunde kiezen, naar 4HV wat gemakkelijker.
Opdracht
Om er achter te komen hoeveel je nog weet kan je voor test een quiz doen. Heb je meer dan de helft van de vragen fout, vraag dan aan de docent wat extra ondersteuning.
Vraag 1
Hoe kun je de welvaart van een land meten?
A Via het Bruto Nationaal Product (BNP)
B Via de levensverwachting
C Via het percentage analfabetisme in het land
Vraag 2
Wat is het verschil tussen de formele en informele sector van de economie?
A In de formele sector moet je een uniform aan, in de informele sector niet
B In de formele sector moet je belasting betalen, in de informele sector niet
C In de formele sector werk je voor de overheid, in de informele sector niet
Vraag 3
Als iemand werkt in de landbouwsector, zoals het verbouwen van mais of graan,
A Dan werkt hij of zij in de primaire sector
B Dan werkt hij of zij in de secundaire sector
C Dan werkt hij of zij in de tertiaire sector
Vraag 4
De expert die nu voor de klas staat werkt in de
A Primaire sector
B Secundaire sector
C Tertiaire sector
Vraag 5
In welke sector in Nederland werken de meeste mensen?
A In de primaire sector
B In de secundaire sector
C In de tertiaire sector
Vraag 6
Is de volgende uitspraak juist of onjuist?
Het BNP per hoofd bereken je door het nationaal inkomen (het BNP) te delen door het aantal inwoners van een land. Juist
Vraag 7
Wat meet je als je kijkt naar het percentage analfabetisme in een land?
A Het aantal mensen dat kan lezen en schrijven
B Het aantal mensen dat een diploma heeft gehaald
C Het aantal mensen dat werk heeft
Vraag 8
Welke van de volgende twee uitspraken is juist?
1. Nederland is een voorbeeld van een centrumland
2. China is een voorbeeld van een periferieland
A Alleen uitspraak 1 is juist
B Alleen uitspraak 2 is juist
C Beide uitspraken zijn juist
D Beide uitspraken zijn onjuist
Vraag 9
Globalisering is…
A Politieke integratie van landen in de wereld
B Economische integratie van landen in de wereld
C Culturele integratie van landen in de wereld
D Alle bovengenoemde antwoorden.
Vraag 10
De MacDonalds op de Dam is een voorbeeld van…
A Cultuurgebied
B Cultuurkenmerk
C Amerikanisering
D Subcultuur
Vraag 11
De Islamitische wereld is een voorbeeld van
A Een continent
B Een Werelddeel
C Een cultuurgebied
Vraag 12
Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
Als je vertrekt uit een land heet dat emigratie
Iemand die migreert naar een ander land omdat het in eigen land onveilig is, is een vluchteling
A Alleen uitspraak 1 is juist
B Alleen uitspraak 2 is juist
C Beide uitspraken zijn juist
D Beide uitspraken zijn onjuist
Vraag 13
Welk antwoord past het best bij de omschrijving: De overheersende cultuur in een land.
A Etnische subcultuur
B Subcultuur
C Dominante cultuur
D Cultuurkenmerk
Vraag 14
Welke van de volgende uitspraken is juist?
Een voorbeeld van een aantrekkende kracht is geluidsoverlast in de stad
Een voorbeeld van gastarbeiders zijn de Turken die in de jaren ’60 naar Nederland kwamen.
A Alleen uitspraak 1 is juist
B Alleen uitspraak 2 is juist
C Beide uitspraken zijn juist
D Beide uitspraken zijn onjuist
Vraag15
Is de volgende zin juist of onjuist?
De term economische vluchteling is eigenlijk onjuist. Armoede wordt erkend als geldige reden om een land te ontvluchten. Juist
Hoeveel vragen had je goed?
Inhoud
Inleiding
Introductie vak aardrijkskunde
Hoofdstuk 1 Economie
Hoofdstuk 2 Demografie
Hoofdstuk 3 Cultureel/politiek
Wereldbeeld: cultureel/politiek
Wereldbeeld: cultureel/politiek
r
Toets Wereldbeeld
Voorbereiden Toets Wereldbeeld
Hoofdstuk 4 Globalisering
Eindtoets Wereld