Wat is een stad?

 

Leerdoelen:

 

VMBOT/HAVO/VWO

• Je kent de betekenis van de begrippen;

• kunt voordelen en nadelen benoemen van zowel het leven in de stad als op het platteland.

•  Je kunt de vier kenmerken van een stad benoemen;

• Je kunt het verschil tussen een megastad, wereldstad en hoofdstad aan de hand van een voorbeeld uitleggen.

​

LEERTEKST

Wat is een stad?

In de middeleeuwen was het duidelijk, een stad was een plaats met stadsmuren waar je tol moest betalen om je waar te verkopen. Tegenwoordiger is het lastiger om te zien. In het ene land noem je een plaats met 600 inwoners al een stad, in een ander land pas vanaf 50.000. In Nederland heeft een stad tenminste 30.000 inwoners. kenmerken van een stad zijn:

• Een bepaald aantal inwoners (per land verschillend)

• Een hoge bebouwingsdichtheid (vergeleken met de omgeving)

• Een beroepsbevolking die uitsluitend uit werkt in de secundaire en tertiaire sector.

• Een groot aantal voorzieningen voor het gebied rond de stad

 

We onderscheiden drie soorten steden:

megasteden: steden met meer dan 10 miljoen inwoners

wereldsteden: steden met een belangrijke positie in de wereld (dat kan op politiek, economisch of cultureel gebied).

Hoofdsteden: de belangrijkste stad van een land. Vaak wordt vanuit de hoofdstad het land bestuurt (de regering zit in de hoofdstad).

 

Opdracht A 

10 minuten

Bekijk de video

1. Maak twee kolommen. Schrijf op: Stad en platteland. Welke verschillende meningen hebben de jongeren in het videofragment over de stad en het platteland? 

2. Waar zou jij liever willen wonen, in de stad of op het platteland? Schrijf er ook bij waarom jij dat vindt. 

​

Opdracht B 

20 minuten

Je bekijkt de video 'Het dorp', een aflevering van Geoclips op SchoolTV. Maak de vragen behorende bij het filmpje. Lees de eerste vragen al goed door.

​

1. In welke sector werkten vroeger bijna alle mensen in een dorp?

2. Welke voorzieningen waren er in een dorp aanwezig?

3. Wat verstaan we onder urbanisatie?

4. Wat is het gevolg van de urbanisatie voor de dorpen?

5. De prijzen van de huizen in de stad stijgen. Wat is het gevolg?

6. Wat betekent dat voor de voorzieningen in de dorpen?

7. Wat maakt het gemakkelijk om in een dorp te wonen, maar toch de stad te blijven bezoeken?

8. Wat doen jongeren in Beesd in hun vrije tijd?

9. Wat doe jij in je vrije tijd? Van welke voorzieningen maak je dan gebruik?

10. Wat vinden jongeren minder leuk aan Beesd?

11. Vanaf wanneer zijn er in Beesd wijken bijgebouwd?

12. Wat zijn volgens de jongeren in de video de belangrijkste verschillen tussen een dorp en een stad? Noem tenminste vier dingen.

13. Wat is een veehouder?

14. Hoeveel mensen werken er op de boerderij?

15. Was dat vroeger ook zo? Wat is er veranderd?

16. Willen de jongeren later in de stad wonen of in een dorp blijven. Leg uit.

17. Wat is er zo handig aan de ligging van Beesd?

18. Klopt het beeld wat jij had over het leven in een dorp?

19. Klopt het beeld wat de jongeren in de video over het leven in de stad hebben?

 

Opdracht C 

5 minuten

Lees de leertekst en maak een korte samenvatting in je schrift, door antwoord te geven op de leerdoelen. 

​

​

 

​