Ontwikkeling
Begrippen:
(HAVO leert ook de
begrippen van VMBO-T,
VWO van zowel VMBO-T als HAVO)
VMBO-T/HAVO/VWO:
Sociale ongelijkheid
Regionale ongelijkheid
Koplopers (centrumlanden)
Volgers (semiperiferie)
Achterblijvers (periferie)
HAVO/VWO:
Centrumlanden (koplopers)
Semiperiferie (volgers)
Periferie (achterblijvers)
VWO:
Gini-coëfficiënt
BB 93A
BB 93B
BB 93C
Gini-coëfficiënt
Ontwikkeling Gini-coëfficiënt
Centrum-periferiemodel
Ongelijkheid in rijke en arme landen
Leervragen:
VMBO-T/HAVO/VWO
-
Wat is het verschil tussen regionale en sociale ongelijkheid?
-
Hoe kun je de wereld indelen in koplopers, achterblijvers en volgers?
HAVO/VWO
-
Hoe kun je de wereld indelen in centrum, periferie en semiperiferie?
-
Hoe kun je de indeling centrum - semiperiferie - periferie toepassen op mondiaal, nationaal en lokaal niveau?
VWO:
-
Hoe kun je de Gini-coëfficiënt gebruiken om de sociale ongelijkheid vast te stellen.
Leertekst
Je hebt geleerd dat er verschillen in welvaart en welzijn bestaat tussen verschillende landen, het ene land is rijker dan het andere. Binnen een land zijn er echter ook verschillen. In rijke landen zijn die verschillen echter kleiner dan in arme landen.
Opdracht A (VMBO)
15 minuten
Gebruik atlas BB 93.
1. Er zijn in Nigeria wel verschillen tussen arm en rijk. Waar in Nigeria wonen de meeste mensen onder de armoedegrens?
2. Bekijk 93B. Wonen de meeste mensen onder de armoedgrens op het platteland of juist in de stad?
3. Bekijk atlaskaart 93A. Kun je uitleggen waarom er in het zuiden van Nigeria de minste mensen onder de armoedegrens leven?
4. In Lagos wonen juist mensen met verschillende inkomens door elkaar. Met welk begrip kunnen we deze ongelijkheid aanduiden?
Opdracht A (HAVO)
15 minuten
Gebruik atlas GB 119 (54e druk)
Bekijk atlaskaart GB 119C en 119E.
1. In Italië zijn er enorme verschillen in inkomen. Welke regio's zijn, vergeleken met de rest van Italië het armst?
3. Welke regio's zijn het rijkst.
4, Bekijk GB 119A. Kun je met behulp van deze kaart een verklaring geven voor het inkomensverschil in Italië?
5. Het inkomensverschil heeft ook een effect op de binnenlandse migratie. Bekijk GB 119D. Welke relatie bestaat er tussen het inkomen en het migratiesaldo?
6. Bekijk atlaskaart GB 196/180. Met welke kaart kun je de regionale ongelijkheid in Mexico verklaren?
7. Welk effect heeft deze ongelijkheid op de migratie (bekijk kaart 197E1/GB181E1).
8. Mexico-stad heeft volgens kaart 196D1/180D1 een van de hoogste gemiddelde inkomens van het land. Toch zijn er veel mensen die leven onder de armoedegrens. Met welk begrip kunnen we deze ongelijkheid aanduiden?
Opdracht B (VWO)
10 minuten
Bekijk de grafiek van de Gini-coëfficiënt.
De sociale ongelijkheid kun je weergeven met een getal tussen de 0 en de 1: de Gini-coëfficiënt.
a. In welk land in de grafiek is de Gini-coëfficiënt het hoogst? Wat betekent dat?
b. Bekijk de grafiek: Onwikkeling Gini-coëfficiënt. Neemt de sociale ongelijkheid in Zweden toe of juist af. Verklaar je antwoord.
Leertekst
Je kunt de wereld verdelen koplopers, volgers en achterblijvers. De koplopers zijn de rijke landen. De volgers en de achterblijvers zijn ontwikkelingslanden, zij zijn nog bezig rijker te worden, ze zijn in ontwikkeling.
HAVO/VWO:
De verdeling in koplopers, volgers en achterblijvers noemen we ook wel het centrum-periferiemodel. Met het centrum bedoelen we dan de rijke landen, de periferie zijn de arme landen. De semi-periferie zit daar tussen in, deze landen zijn niet rijk, maar ook niet arm meer.
Opdracht C
15 minuten
Kijk nog eens goed naar de tabel van de vorige paragraaf.
1. Welk land is in de tabel de koploper (een centrum land?
2. Welk land is de achterblijver (een perifeer land)?
3. Welk land zit daar precies tussen in (een semi-perifeer land)?
4. Maak de volgende zinnen af:
Hoe hoger de koopkracht, hoe armer/rijker het land
Hoe lager de levensverwachting, hoe ...
Hoe hoger de zuigelingensterfte, hoe ....
Hoe lager het geboortecijfer, hoe ...
HAVO/VWO:
Het centrum-periferie-model kun je niet alleen gebruiken om de wereld in te delen (mondiaal schaalniveau), maar ook een land.
Gebruik GB 52D
1. In welk deel van Nederland zijn de inkomens het hoogst?
2. Hoe zou je, volgens het centrum-periferiemodel, dat deel van Nederland ook kunnen noemen?
3. Op welk schaalniveau ben je nu aan het kijken (tip: gebruik de leerdoelen?
4. Op welk schaalniveau is het kaartje Inkomen Amsterdam weergegeven?
Opdracht D
10 minuten
Neem de leervragen en begrippen over in je schrift. Zet de betekenis van het begrip erachter en geef antwoord op de leervraag.
Inhoud
Hoofdstuk 1 Wat is arm en rijk?
Ongelijkheid in arme en rijke landen.
Hoofdstuk 2 Globalisering
Globalisering verandert de wereld
Hoofdstuk 3 Nederland
Nederland: toegangspoort van Europa.
Inkomen Nederland (GB52D)
Inkomen Amsterdam