top of page

Natuurrampen

Begrippen:

(HAVO leert ook de

begrippen van VMBO-T, 

VWO van zowel VMBO-T als HAVO)

 

VMBO-T;

NAP

Eb

Vloed

Duinen

Dijken

Springvloed

Stormvloed

Broeikaseffect

 

HAVO;

Zeespiegel

Bodemdaling

Versterkt broeikaseffect

 

VWO;

Stormdepressie

Absolute zeespiegelstijging

Relatieve zeespiegelstijging

Absolute bodemdaling

Polder

Veenpolder

Inklinking

 

Leertekst

GB. 18 

Video: Overstromingen in de Middeleeuwen

Video: Hoe werkt eb en vloed?

Video: De Deltawerken

Video: Polders in Zeeland

GB. 41A

Overstromingen: zee

 

Leervragen:

(HAVO beantwoord ook de leervragen van VMBO-T, VWO van zowel VMBO-T als HAVO).

 

VMBO-T

  • Welke natuurrampen kunnen er wel en niet in Nederland voorkomen?

  • Hoe lang wordt Nederland al door overstromingen getroffen?

  • Welke delen van Nederland worden door overstromingen van de zee bedreigd?

  • Hoe wordt Nederland beschermt tegen overstromingen van de zee?

  • Waarom kan de zee voor overstromingsgevaar zorgen?

  • waarom kunnen overstromingen zoveel schade aanrichten?

  • Hoe is de watersnood van 1953 ontstaan?

 

HAVO

  • Waardoor kunnen eb eb vloed langs de Nederlandse kust verschillen?

  • Waardoor komt het water bij stormvloed en springvloed extra hoog?

VWO

  • Waarom moeten polders worden bemalen?

  • Waarom klinken Veenpolders in?

  • Hoe zorgen absolute zeespiegelstijging en bodemdaling voor een relatieve zeespiegelstijging en dus voor extra overstromingsgevaar?

 

Opdracht A

Bekijk kaart GB. 18 (zie afbeelding op de website)

  1. Wat is de titel van de kaart?

  2. Welke provincies liggen grotendeels onder zeeniveau?

  3. Hoe kun je dat in de legenda aflezen?

  4. Zoek in een betrouwbare bron wat de zeespiegel eigenlijk is.

  5. Zoek op wat N.A.P. betekent.

  6. Door wat worden wij tegen de zee beschermd? Beschrijf de verschillende soorten van bescherming langs de hele kust van zuid naar noord.

 

Opdracht B
De mensen die in Nederland wonen, moeten zich al eeuwen tegen het water beschermen. Rond 600 v. Chr. bouwde men al heuvels (terpen) om zichzelf te beschermen tegen het opkomende water. In de middeleeuwen wordt dit probleem nog groter. Bekijk de video 'Overstromingen in de Middeleeuwen' en beantwoord de volgende vragen.

 

  1. Vanaf welke tijd groeit de bevolking van Nederland?

  2. Waar gaan de mensen dan wonen?

  3. Wat betekent het woord “ontginnen” ?

  4. Voor welk probleem zorgt het ontginnen?

  5. Hoe beschermen de mensen zichzelf tegen het water?

 

Opdracht C

Bekijk deze video 'Hoe werkt eb eb vloed' (VWO bekijk deze video)? 

  1. Leg uit wat eb en vloed is.

  2. Welke hemellichamen hebben invloed op eb en vloed?

  3. Wat is springvloed of springtij?

  4. Wat is een stormvloed?

  5. Waarom is het verschil tussen eb en vloed op de Middellandse Zee minimaal (VWO)?

  6. Waar (landen) zie je wel een groot verschil tussen eb en vloed (VWO)?

 

In 1953 werd Nederland getroffen door een enorme overstroming. In het zuiden van Zuid-Holland en Zeeland braken de dijken op 500 plaatsen door en stroomde het zeewater over het lager gelegen land. De oorzaak was een zeer zware noordwesterstorm gecombineerd met springtij en stormvloed.

 

Opdracht D

Bekijk de video: de Deltawerken en beantwoord de onderstaande vragen:

  1. Leg uit waarom deze ramp kon plaatsvinden. Gebruik in je antwoord de volgende woorden: storm, springtij, stormvloed, dijken

  2. Kan jij bedenken waarom het zolang duurde voordat er hulp kwam voor de bewoners van Zeeland? Tip: bedenk welke communicatiemiddelen er destijds waren.

  3. Wat bedacht de Nederlandse regering om Nederland beter te beschermen?

  4. Noem drie onderdelen van de Deltawerken.

 

Opdracht E (VWO)

Nederland is niet alleen land verloren door verschillende overstromingen, maar we hebben ook nieuw land gecreëerd waar eerst water was. Vroegere meren en zelfs stukken zee zijn nu landbouwgrond of er wonen mensen! Deze gebieden waar de waterstand kunstmatig worden geregeld noemen we polders.

Bekijk de volgende video 'Polders in Zeeland' en beantwoord de vragen.

  1. Hoe kan het dat de eilanden in Zeeland langzaam groter werden? Denk hier ook aan eerdere lessen die je dit thema hebt gehad.

  2. Waarom zijn mensen juist in Zeeland gaan wonen?

 

Neem GB 41A (zie afbeelding op de website) voor je en beantwoord de volgende vragen

   3. Waaraan kan je polders herkennen op de kaart?

   4. Noem drie polders in Nederland.

   5. Zoek met behulp van wikipedia twee veenpolders op en schrijf deze in je             schrift.

   6. Waarom is inklinking een groot probleem voor Nederland?

   7. Wat kan deze bodemdaling betekenen voor Nederland als de zeespiegel               stijgt?

 

Opdracht F

Lees het artikel en bekijk de video over klimaatspijbelaars. 

 

Ongeveer twee weken geleden gingen wel 35.000 leerlingen in België de straat op om aandacht te vragen voor klimaatproblemen. Zoals je misschien weet is dit een onderwerp dat de laatste jaren steeds belangrijker is geworden. Lees de leestekst en beantwoord de volgende vragen:

VMBO

  1. Welke gassen zorgen er voor dat de aarde warm blijft?

  2. Tegenwoordig komt er veel CO2 in de lucht. Wat is hiervan het gevolg?

  3. Waarom is kan dit slecht zijn voor Nederland?

HAVO/VWO

    4. Wat is het broeikaseffect?

    5. Waarom is het goed dat er een broeikaseffect is?

    6. Waarom is het versterkt broeikaseffect slecht voor Nederland?

    7. Wat kunnen de gevolgen zijn voor Nederland als de temperatuur op                      aarde blijft stijgen?

VWO

   8. Wat is het verschil tussen de absolute zeespiegelstijging en de relatieve               zeespiegelstijging?

   9. Noem een reden waarom Nederland extra veel problemen krijgt als er ijs             op de noordpool smelt.

 

Huiswerk

  1. Is het niet gelukt alle opdrachten te maken tijdens de les? Maak het dan thuis verder af. De deadline is het voor het begin van les 1 volgende week.

  2. Kijk de opdrachten na, zodat je de juiste antwoorden op de vragen hebt.

  3. Leer de betekenis van de begrippen en de antwoorden op de leervragen voor de volgende les.

  4. Schrijf de vragen op die je de volgende les kunt stellen


 

 

Nakijkblad

bottom of page