top of page

Steden

Begrippen:

 

VMBOK/T

Natuurlijke infrastructuur

Nederzetting

Bolwerken

Singel

Vestingstad

 

HAVO/VWO

Site and situation

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 1: Monnickendam rond 1680

Figuur 2: Vestingstad Hulst

Figuur 3: Site and situation

De eerste steden

Historische binnenstad

Rond het jaar 1000 na Chr. onstonden in Europa de eerste steden sinds de Romeinen. Steden ontstonden niet zo maar. Handel, geloof en bescherming speelde een belangrijke rol. Een stad werd gebouwd op de plek:

  • waar je een rivier kon oversteken

  • aan de kust (bij de monding van een rivier)

  • waar twee wegen samen kwamen

  • die iets hoger lag dan de omgeving

  • waar een belangrijke kasteel, kerk of klooster stond

Rivieren, de ligging aan zee en hoogte verschil zijn voorbeelden van natuurlijke infrastructuur. Wegen, maar ook kanalen zijn door mensen aangelegd.

 

Om de steden tegen de vijand te beschermen werd rondom de stad een stadsmuur of stadswal aangelegd. Om de stadsmuur goed te kunnen verdedigen werden er bolwerken of bastions in de stadsmuur gebouwd. Rondom de stadsmuur werd een gracht gegraven: de singel. Via bruggen en stadspoorten kon je de stad nog bereiken. Zo'n stad noem je een vestingstad.

 

HAVO/VWO

Naast de plek (zie tekst hierboven) is ook de situatie belangrijk voor het ontstaan van een stad. Een plek gaat over de eigenschappen van daar waar de stad ontstaat, de situatie gaat over de omgeving van de plek waar een stad ontstaat. Een stad heeft een relatie met die omgeving. Er moeten bijvoorbeeld ook andere steden in de buurt zijn, wil een stad kunnen ontstaan. Plaatsen die een belangrijke rol in de wereld krijgen, kunnen zo uitgroeien tot een stad. Dat noem je site and situation.

 

Opdracht A

Teken het historisch stadscentrum van je stad op het A3 vel. Zorg dat de volgende kenmerken van een historisch stadscentrum op je stadsplattegrond te zien zijn:

 

  • Wegen zijn vaak kris kras gebouwd, smal en geen lange rechte wegen. Er is vaak iets van natuurlijke infrastructuur aanwezig (rivier, reliëf, etc.)

  • Er is weinig open ruimte, misschien kleine plantsoentjes en pleintjes. De grootste open ruimte is de markt.

  • Er is vaak een gracht om het historisch centrum heen die nu nog iets van de naam …..wal of …..singel heeft. Vroeger stond hier de oude stadsmuur.

  • Er zijn vaak nog veel oude historische gebouwen zoals kerken, een waag of gemeentehuis.

  • Veel van de bebouwing wordt nu gebruikt als winkels, vaak is er een bredere winkelstraat aanwezig. Gebruik de legenda om dit aan te geven.

  • Straatnamen zijn vaak vernoemd naar dat wat je in de straat kon vinden, bijvoorbeeld naar welke beroepen er vroeger waren (brouwersgracht) of naar welke belangrijke gebouwen er toevallig staan (Kerkstraat).

 

Opdracht B

Schrijf een tekst van maximaal 200 woorden bij je stadsplattegrond waarbij je het volgende uitlegt:

  • Leg in een paar zinnen uit in welke tijd het stadscentrum is ontstaan. Ook geef je aan waarom dit stadscentrum juist op deze plek is ontstaan en welke functies het stadscentrum toen had.

  • Leg uit waarom je in een stadscentrum veel toeristen aantreft en geef aan wat de functie van dit gebied tegenwoordig vaak is. 

 

Zoek bij je tekst afbeeldingen die je tekst ondersteunen. Mail jouw tekst en afbeeldingen in een tekstdocument (google docs) en deel deze met je docent. Geef je doucument de naam:

Naam klas stadsplattegrond tekst

Elke week vul je dit document aan met een nieuwe opdracht. Weet je niet hoe dat moet, vraag dan aan je docent hoe dat moet. Let op! de tekst is een onderdeel van je cijfer.

 

 

 

 

 

 

 

bottom of page