Ontwikkeling
Begrippen:
(HAVO leert ook de
begrippen van VMBO-T,
VWO van zowel VMBO-T als HAVO)
VMBO-T/HAVO:
Sociale ongelijkheid
Formele sector
Informele sector
Regionale ongelijkheid
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
VWO:
Gini-coëfficiënt
Video: regionale en sociale ongelijkheid
Afbeelding: informele sector
Video: indeling beroepsbevolking
Video: Gini-coëfficiënt
Ongelijkheid in rijke en arme landen
Leervragen
Aan het einde van deze periode moet je antwoord kunnen geven op de leervragen bij dit onderwerp:
VMBO-T:
-
Wat is het verschil tussen regionale en sociale ongelijkheid?
-
Wat zijn de verschillen tussen werk in de formele en werk in de informele sector?
-
In welke drie groepen kun je de formele sector indelen?
-
Wat heeft de indeling van de beroepsbevolking met welvaart te maken?
HAVO:
-
In welke sectoren kun je de economische activiteiten onderverdelen?
-
Waarom is de verdeling van de beroepsbevolking een aanwijzing voor de welvaart?
-
Hoe verschuift de verdeling van de beroepsbevolking wanneer de welvaart van een land toeneemt?
VWO:
-
Hoe kun je de Gini-coëfficiënt gebruiken om de sociale ongelijkheid vast te stellen.
Begrippen
Aan het einde van de periode moet je de betekenis van de begrippen bij dit onderwerp weten. De begrippen staan aan de linkerkant op de website. Ook is er een begrippenlijst met betekenissen op de website.
Leertekst
Sociale ongelijkheid: het verschil in welvaart tussen mensen.
In landen zoals Nigeria en Brazilië is de welvaart ongelijk verdeeld. In Brazilië wonen ongeveer 200 miljoen mensen. Van hen leven ongeveer 40 miljoen mensen onder de armoedegrens van 1 dollar per dag. Er is dus een grote sociale ongelijkheid.
Regionale ongelijkheid: verschillen tussen rijke en arme gebieden binnen een land.
Je kunt het inkomen van een land vergelijken met een ander land. Dat betekent niet dat iedereen in een land hetzelfde verdient. Je hebt al geleerd dat die verschillen in arme landen groter zijn dan in rijke landen. Wanneer er gebieden zijn die binnen een land van inkomen verschillen, noem je dat regionale ongelijkheid.
Bekijk de video: regionale en sociale ongelijkheid
Formele en informele sector
Mensen die werken in de formele sector staan bij het bedrijf officeel geregistreerd als werkende. Werknemers in de formele sector hebben een contract, waarin de afspraken staan opgesteld zoals: het salaris, aantal uren die moeten worden gewerkt, aantal vrije dagen etc. Eind van de maand wordt er een afgesproken salaris uitbetaald, waar belastingen over moet worden betaald. Het salaris wordt via de 'bank' overgemaakt op de rekening van de werknemer. Vooral in rijke landen werken mensen veel in de formele sector.
In de informele sector staan mensen niet officeel geregistreerd als werkende. Deze mensen krijgen hun salaris contant uitbetaald, zodat er geen registratie is van het geld. Over het geld wordt dan ook geen belasting betaald. Vooral in arme landen werken mensen in de informele sector. Zij verkopen vaak producten zoals groente of fruit die zij zelf hebben verbouwd en verkopen dit op straat. Ook in rijke landen kunnen mensen werken in de informele sector. Als jij bijvoorbeeld op kinderen in de buurt moet oppassen, krijg jij van hun ouders vaak contant geld.
Indeling van de beroepsbevolking
De beroepsbevolking kan je indelen in drie groepen:
1. Primaire sector (Landbouw): hoe armer een land, hoe meer mensen in de landbouw werken. Veel boeren hebben kleine bedrijfjes en zijn zelfvoorzienend.
2. Secundaire sector (industrie) : Dat is werk in fabrieken. China wordt wel de fabriek van de wereld genoemd. Er is veel speelgoed- en kledingindustrie.
3. Tertaire sector (diensten): Daarmee wordt de dienstverlening bedoeld. Mensen die werken bij banken, op kantoren en in winkels.
Bekijk de video: indeling beroepsbevolking
VWO
Gini-coëfficiënt: Een manier om de sociale ongelijkheid te meten, hoe hoger de coëfficiënt, hoe groter de ongelijkheid.
Bekijk de video: Gini-coëfficiënt
Opdracht (Start)-toets
Vraag 1.
Leervragen koppelen aan de toets-vragen
-
Maak twee kolommen in je schrift.
-
Schrijf de leervragen (bovenaan deze pagina) in de eerste kolom
-
Bekijk de vragen van de (start)-toets.
-
Zet een kruis (met een kleur pen) bij de vragen uit de (start)-toets die horen bij de leervragen.
-
Schrijf de vragen van de toets, die horen bij de leervragen, in de tweede kolom.
Doe het zo:
Leervragen: Vraag
VB. Hoe kun je de welvaart van een land meten? VB. 1, 2 en 3
Vraag 2.
Begrippen koppelen aan toets-vragen
-
Lees de begrippen (links boven op de website)
-
Bekijk de vragen van de (start)-toets.
-
Markeer of onderstreep op de (start)-toets de begrippen die horen bij het onderwerp: ongelijkheid in rijke en arme landen.
-
Zet een kruis (met dezelfde kleur pen als bij de leervragen) bij de vragen op de (start)-toets.
-
Schrijf de begrippen die je hebt onderstreept in je schrijft. Zoek in de begrippenlijst de begrippen en schrijf de betekenis erachter.
Vraag 3.
Vraagstelling begrijpen
Welke woorden (geen begrippen) uit de vragen en/of antwoorden uit de (start)-toets) begrijp je niet?
-
Schrijf deze woorden op in je schrift.
Vraag 4.
Vragen koppelen aan informatie
Je hebt nu op de (start)-toets met een gekleurde pen aangegeven welke vragen bij het onderwerp: ongelijkheid in rijke en arme landen horen.
-
Schrijf de vraag uit de (start)-toets over in je schrift of schrijf op de (start)-toets. Zoek op deze pagina informatie die je nodig hebt om de vraag te kunnen beantwoorden.
-
Doe dit voor elke vraag die hoort bij het onderwerp: ongelijkheid in rijke en arme landen.
Vraag 5.
Wat is nu het juiste antwoord, volgens de informatie die je hebt gevonden?
-
Gebruik nog steeds de gekleurde pen.
-
Verbeter waar nodig je eigen antwoord.
-
Had je niks ingevuld? Vul dan met de gekleurde pen het juiste antwoord in.
Klaar?
-
Bewaar de (start)-toets goed in je snelhechter
-
Is er nog tijd over in de les? Maak alvast de 'opdrachten' die horen bij het onderwerp: ongelijkheid in rijke en arme landen. Richt je vooral op de opdrachten die gaan over leervragen, begrippen of vragen uit de (start)-toets die je nog niet goed begrijpt.
Inhoud
Wat is arm en rijk?
Informatie + opdracht (start)-toets
Ongelijkheid in arme en rijke landen.
Informatie + opdracht (start)-toets
Globalisering verandert de wereld
Informatie + opdracht (start)-toets
Extra opdrachten
Nederland is rijk
Informatie + opdracht (start)-toets
Extra opdrachten
Nederland: toegangspoort van Europa.
Informatie + opdracht (start)-toets
Extra opdrachten
Arm en rijk Eindtoets