Vaardigheden
Introductie
Dit thema is een vast onderdeel binnen alle onderwerpen van de bovenbouw.
De geografische vaardigheden kun je verdelen in een aantal onderwerpen.
Werken met geografische informatie
-
Een aardrijkskundige werkt met kaarten. Je hebt niet voor niets een Grote Bosatlas aangeschaft. Bij het beantwoorden van vragen, zowel tijdens de les als tijdens je (school)examens, speelt de atlas een belangrijke rol. Goed kaarten kunnen vinden en lezen is echter niet gemakkelijk, daar gaan we meerdere malen in de les mee oefenen.
-
Tegenwoordig houden satellieten ons aardoppervlak nauwlettend in de gaten. Met speciale apparatuur maken ze beelden die jij moet kunnen lezen.
-
Met behulp van je MacBook of Ipad heb je toegang tot de gehele wereld. Maar welke bronnen zijn nu eigenlijk geografisch en hoe gebruik ik de informatie van internet om antwoord te geven op geografische vragen.
Werken met geografische vragen
Tijdens de les, maar vooral tijdens de toetsen word je geconfronteerd met geografische vragen. Er zijn vijf verschillende geografische vragen: beschrijvende, verklarende, voorspellende en waarderende vragen en vragen die gericht zijn op het maken van keuzes en het oplossen van problemen. Wanneer je deze vragen herkent ben je beter in staat antwoord te geven en sleep je tijdens de toetsen meer punten in de wacht. Wanneer je een onderzoek doet, voor een handelingsdeel of voor je geografisch onderzoek moet je ook zelf deze vragen kunnen stellen.
Werken met geografische werkwijzen
Er zijn verschillende manieren om geografische vragen te beantwoorden. Dit noemen we de geografische werkwijzen
-
Verschijnselen en gebieden vergelijken in ruimte en tijd;
-
Relaties leggen binnen een gebied en tussen gebieden.
-
Verschijnselen en gebieden vanuit meerdere dimensies beschrijven en analyseren (natuur, economie, politiek, cultuur).
-
Verschijnselen en gebieden in hun geografische context plaatsen.
-
Verschijnselen en gebieden op verschillende ruimtelijke schalen beschrijven en analyseren.
-
Verschijnselen en gebieden beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het bijzondere en het algemene.